Het derde uur hebben we. JN.
Ja, dat is een afkorting van een docent.
Janson. Een nieuwe, en wat voor één.
Hij kan helemaal geen orde houden, die vent.
Leuk, man, kun je donderstralen.
Ja, er zijn ook, die graag willen klieren,
maar buiten schot blijven.
Hitsen de zaak op, maar gaan zelf aan de kant staan
en zijn de onschuld zelve
als ze op het matje geroepen worden.
Maar ja…
Weet je, vorige week, hadden we z’n tas weggestopt.
Kwaad dat ie was, zo rood als een kroot.
Mot-ie maar geen leraar worden.
Kijk, je kunt zo’n man maken en breken in de les,
want we zijn een klas met tweeëntwintig leerlingen,
en dan is ‘t makkelijk om hem uit te melken.
Want ja, je moet mee, als leerling,
anders ben je een slappeling.
Vorige week hadden we z’n bord versierd,
met het woord ‘kankerlijer’.
Maar dat viel een beetje verkeerd,
en dat hebben we geweten ook.
Laat nou net z’n vrouw darmkanker hebben.
Kunnen wij niks aan doen,
we kennen hem toch ook niet?
Maar…toen ik op bed lag,
probeerde ik z’n leventje eens na te gaan.
Docent geworden,
getrouwd,
twee kinderen,
en… een zieke vrouw.
Veel onzekerheid,
vaak de gang naar het ziekenhuis.
Gaat ‘s morgens de deur uit naar zijn werk,
en…dan ontmoet hij ons!
Ons… groepje van tweeëntwintig leerlingen!
Eigenlijk zijn we een stelletje rotzakken.
Cees van Wijgerden