In de stilte:
De tiener fluisterde, "God, zeg iets tegen mij"
en een leeuwerik begon te zingen.
Maar.....hoorde de leeuwerik niet.

In boosheid:
De tiener schreeuwde, "God, zeg nou iets tegen mij"
en de donder rolde door de lucht.
Maar … schonk er geen aandacht aan.
 
Bij twijfelen:
De tiener keek rond zich en zei , "God laat me U zien."
en een ster schitterde aan de hemel.
Maar … zag het niet.

Een wonder:
En de tiener riep, "God doe een mirakel"
En..... een nieuw leven werd geboren.
Maar…  leefde er langs heen.

Het zeker weten:
Toen begon de tiener te twijfelen en riep uit:
"Raak me aan God, en laat me weten dat U hier bent."
Waarop God zich uitstrekte en de tiener aanraakte.
Maar..... sloeg de mooie vlinder van zijn schouder weg
......en wandelde verder.

Blind:
De tiener riep uit, "God, ik heb je nu toch echt nodig!"
En.... hij las dit gedicht.

Wil je God leren kennen dan moet Hem ook voor laten gaan.

Maar….. nam de muis en klikte verder.