Droevig kijk ik door de ramen,
moedeloos.
De ramen beslaan, van mijn warme adem,
hulpeloos.
Daardoor wordt het allemaal nog echter
reddeloos.
Verdrietig ontsnapt een dikke traan,
één maar,
ze glijdt langzaam langs mijn wang,
troosteloos.
Die traan drijft ook een beetje spanning weg.
Ik, zo broos.
Mijn ogen roodgezwollen,
van tranen die binnen bleven.

Mijn hoofd voelt zwaar,
ik leg haar,
op de schouders van een lieve vriend.
Ik mag huilen,
langzaam tot mezelf komen.

Verrast kijk ik op als het zonnetje,
dat door de ramen schijnt,
en mijn traan heeft opgedroogd.

Naast me kijkt iemand mij aan,
met een lieve glimlach.
Ik kan weer verder leven.
Langzaam
heb ik een kleine stap
vooruit gedaan.

Amber Schreuders