Zoals een snoer van bonte kralen,
rijgen de uren zich aaneen.
En in het midden glanst een parel,
dat moment met U alleen.

Met U, mijn God,
een tijd van niets meer vragen.
En vol van trots, zal ik het dragen,
dat snoer van bonte kralen.

Zoals een snoer van bonte kralen,
rijgen de uren zich aaneen.
En in het midden glanst een parel,
zo volmaakt en zo sereen.

U bent mijn God,
mijn diepste ademhalen.
En vol van trots, zal ik het dragen
dat snoer van bonte kralen.

Tussen het aanrecht en de kamer,
toen de schemering al viel.
Tussen de afwas en de tranen,
Kwam er vrede, vrede in mijn ziel.

Zoals een snoer van bonte kralen,
rijgen de uren zich aaneen.
Tot U ook mij zult komen halen,
door de laatste tranen heen.

Maar, o mijn God,
'k heb niets om te betalen.
Alleen dit snoer, van bonte kralen,
dit snoer van bonte kralen.

Esther Tims

http://www.esthertims.nl/