Plomp verloren voelde ik me...

moederziel alleen in dit grote gebouw.
Mijn advocaat naast me,
volgens mij ook alleen maar voor zijn centen.
Voor me zat een hele dikke man,
met een zwarte cape en een soort witte stropdas 


In zijn wenkbrauwen kon je krulspelden zetten, 
zo lang waren zijn haren.
Hoe langer ik naar hem keek,
hoe lelijker ik hem vond.

Een bulderende stem:

 

Over sociaal gedrag en…….de rest.

Spui maar vent, ‘t zal mij worst wezen,
zonde van z’n tijd om zich met mij te bemoeien.

Beatrix hing boven hem.
(jammer dat het schilderij niet op zijn hoofd valt)

 

Keek mij met een liefdevolle blik aan, zo van:
Wacht maar ventje, komt nog goed met je,

Eindelijk was ie uitgepreekt. Ouwe koek.

Was mij allang allemaal verteld,
hoe het anders moet,

 

na deze donder preek, mocht ik gaan                 

Hij keek me aan met een blik van:
“Zo manneke, dat heb ik jou eens mooi verteld”.

Weet je, hij snapt mijn leventje toch niet.
Weer liet ik m’n blik gaan over het schilderij van Beatrix.

 

Het Wilhelmus klok door m’n hoofd:
“Dat ik toch vroom mag blijven”…
eh……

Gauw naar huis!  Voordat ik echt vroom word!
Weer een ervaring rijker.

Maar... je er moet niet teveel komen. 

Nu nog de uitspraak... puf.


Cees van Wijgerden