Je ogen stralen honger en ellende uit.
Wie ziet jou eigenlijk staan?
Je bent nog maar een kind: krabbelend.
Geen plek voor de nacht: verwaarloost.
Er is geen thuis waar men op je wacht.

De nachten zijn kil en koud
als ratten zoek je een plekje.
Dan lig je te dromen: fantasieën.
De mens die voorbij loopt kijkt.
Zij worden niet koud of heet.

Zo is het slenteren
zonder uitzicht zonder enig doel.
Het straatvuil, de modder, de stank
vertelt een triest verhaal.
Het verhaal van zwerfjongeren.
Het verhaal van straatkinderen.

Cees van Wijgerden