De onaanzienlijk tilt Hij uit het stof
de kansloze haalt Hij uit het vuil.

Heb,
ik ben hebberig.
Meer,
ik heb het meest.
Pakken
wat je pakken kunt.
Kopen
kopen om je leven te verrijken.
Die ander,
wat een ander heeft, heb ik ook nodig.

Geen rust meer,
Zoekend.
Vluchtend.
Je hartje leeg.
Doelloos.
Zoekende.
Geestelijk arm.
Bang voor de genadeslag.
Gevolgen van mijn ziekte,
de ziekte van
de heb.

In stilte kijk ik omhoog,
en strompelend komen de woorden,
vol schaamte.
Denkend, aan de derde wereld.
God, Vader, vergeef het mij.
Leer mij meer te delen en te geven
dan te ontvangen. 

Cees van Wijgerden